|
||||||||||
|
Oosterschelde naar Kaap Hoorn (7)Kaap Hoorn,
|
Ik moet weer op zee gaan, een goed schip en in 't verschiet
een ster om op aan te sturen, anders verlang ik niet. Het rukken van 't wiel, 't gekraak van het hout, het zeil ertegen, als de dag aanbreekt over een grauwe zee, door een mist van regen. Want de roep van de rollende branding, brekende op de kust, dreunt diep in het land in mijn oren en laat mij nergens rust. 't Is stil hier, 'k verlang een stormdag, met witte jagende wolken en hoog opspattend schuim en meeuwen om kronklende kolken. Ik ben een gedoemde zwerver, waar moet ik anders heen? Maar gelaten door de wind gaan, weg uit de stad van steen. Geen vrouw, geen haard verwacht mij. Ik blijf ook liever zonder. 'k Heb genoeg aan een pijp op wacht en een glas in het vooronder. |
Natte fotosessie
Veel tijd om stil te staan bij de historische betekenis van onze tocht
is er niet. Met prikogen van de korte nacht na een hondenwacht stap ik
even later met Eef, Jaap en stuurman Pieter in de rubberboot. We
stuiven door de deining, terwijl de Oosterschelde verderop
overstag gaat en weer richting de kaap vaart. Binnen vijf minuten maken
we balancerend en wegduikend voor overkomend water met z'n drieën
zo'n honderd foto's van hoe het schip - de verkeerde kant uit varend -
de kaap passeert. Zij gaat verder en wij gaan op zoek naar de
landingsplaats.
Terwijl het koude water langzaam richting mijn middenrif loopt ontdekken we die plek, recht tegenover het eiland Deceit. Een klein baaitje, gevuld met golfstillende kelp en aan het eind een lange houten trap naar boven.
Even later staan we op het rotsige strandje. Na viereneenhalve week weer vaste grond onder de voeten en de geur van aarde in onze neus. Jaap en ik hebben ieder twee camera's bij ons, waarvan nu vijftig procent dienst weigert.
Drie man op een rots
'It's lucky day', zegt de vriendelijke
Chileense marinier Guillermo, terwijl
hij een tweede kop heet water voor een
bakje oploskoffie neerzet. Een uur of
twee rondzwerven en tal van fotorolletjes verder ben ik teruggekeerd
naar het onderkomen van de drie Chileense
wachters op Cabo de Hornos. Guillermo doelt op het verbazend prachtige
weer: noordoost drie tot vier en felle zon. Zij en hun hond zijn ontzettend
gastvrij, bieden koffie, broodjes en het
gastenboek aan. Wij zijn deze maand de eerste bezoekers. De zomermaanden
december, januari en februari zullen drukker worden.
Ze wonen er twee maanden achtereen. Juan is scheepvaartbegeleider, Carlos verzorgt de communicatie met de andere eilanden en de basis in Punta Arenas, en Guillermo is de marinier. Hun onderkomen bestaat uit een huiskamer met een tweezitsbank en twee fauteuils, een wandmeubel met boeken, video- en muziekcassettes en een tv met videorecorder. Achterin de kamer staat een tafel met petjes, T-shirts, asbakjes, sleutelhangers en min of meer officiële stempels. Mijn Duitse wachtmaat Heinrich heeft zich al uitgebreid opgewonden over de a-commerciële toestand op het eiland. 'Ze hebben niks te koop en je zolen hebben meer profiel dan hun stempels', foetert hij na een eerder bezoek met een Duits cruiseschip. Er liggen nu een stuk of vijf redelijk ogende stempels en wanneer Heinrich arriveert, trekt hij zich met die stempels terug in een hoek van de kamer en raast ermee door zijn paspoort en zeemansboekje.
Waar heb ik m'n wisselgeld, zie je hem denken
Inderdaad is de handel niet zo professioneel en waarschijnlijk een
oogluikend toegelaten nevenactiviteit van
de postbemanning. Carlos staat achter
de tafel en trekt een vrolijk vertwijfeld
gezicht wanneer de souvenirkopers
biljetten van tien en meer dollar trekken. Waar heb ik m'n wisselgeld,
zie je hem denken. Aan de muren van de
woonkamer hangen vlaggen en foto's
van bezoekers. Uit Japan, Canada,
Frankrijk, Australië, de VS. Van grote
cruiseschepen als de Hanseatic tot een
kayakexpeditie.
Een reliëf van het eiland in vogelvlucht lijkt sterk op een stier, die in de arena getergd omkijkt naar zijn belagers. De post staat op de linker voorpoot van de stier en je vraagt je af of Schouten en Le Maire in 1616 het eiland inderdaad naar de stad Hoorn hebben genoemd. Ook de South America Pilot meldt, dat 'de twee noordwestelijke uitsteeksels van het eiland meer op torens dan op hoorns lijken'. Ergens tegen het plafond hangt een houten peddel en naast het wandmeubel trekt een grote sticker de aandacht: 'Welser Rundschau, eine unheimlich starke Zeitung.'
Judostruik
Onderwijl is de Oosterschelde op
nieuw de kaap gerond en op weg naar
de landingsplaats. Jaap en ik liggen
prinsheerlijk in de zon aan de rand van
de klif en zien hoe de rubberboot de
eerste ploeg aan land brengt en Guillermo en Juan mee terugneemt voor
een bezoekje aan het schip. Zwaar hijgend komt Feije - met wisselend
succes aan het stoppen met roken - als
eerste boven, nadat hij onderweg de
grond heeft gekust. Vol leedvermaak
meldt hij, hoe Van der Dussen bij de
landing op het strandje een nat pak
heeft gehaald. De ongelukkige is met
z'n zitvlak ook nog hard op een steen
geland, maar heeft even later een sluitende verklaring: 'Ik stapte
op het goede moment uit, maar toen kwam er
nog een roller achteraan'. Soppend
vervolgt hij zijn weg naar boven.
Veenachtig, verende bodem
De problemen beperken zich overigens niet tot het strandje. Wie op
het eiland buiten de paden gaat, betreedt
een veenachtige, verende bodem of
komt terecht in kniehoge struikjes. Op
zoek naar een mooi fotopunt vloert
zo'n struikje mij en lig ik met twee camera's om m'n nek te judo'en met
die vermaledijde conifeer. Jaap is gelukkig net te laat om een foto te
maken.
Later horen we dat de witte paaltjes,
die we tijdens onze zwerftocht passeerden, oude mijnenvelden markeren.
Sneller dan ooit
De laatste 900 mijlen naar Kaap
Hoorn zijn niet moeilijk, krijgen hun
eigen historische betekenis. Want nog
nooit heeft de Oosterschelde zo hard
gevaren. Tussen 16 november 12 uur
en 17 november 12 uur legt zij in 23
uur (tijdzone) 211 mijlen af. Het vol
gende etmaal toont zij vormbehoud en
zet het etmaalrecord, mede dankzij
een wacht met 38,5 mijlen, op 221
mijlen. Dat alles hoog tot ruim aan de
wind bij vier tot zes Beaufort uit noordelijke richting.
De GPS wordt hele
maal enthousiast en zegt dinsdagmiddag 18 november dat we 20 november
's morgens om half zes bij Kaap
Hoorn zullen zijn. We moeten dan nog
350 mijl.
De nadering van land geeft de wacht extra spanning, maar eind van de middag krimpt de wind naar noordwest, zwakt af en brengt de snelheid terug naar ruim vijf knopen. 's Avonds komen we voor de wind met schoenerzeil en fok te loevert. Nog 298 mijl te gaan en voor het eerst sta ik tot m'n knieën in het water. De GPS laat ons al tien uur later aankomen.
Deining van achteren
Woensdag 19 november is prachtig.
Voor de wind lopen we ruim zes knopen bij een grondkoers van 114 graden.
De meesten hebben slecht geslapen door de opnieuw van achteren
inkomende deining met z'n onverhoedse schuivers, maar nieuw bezoek van
zandloper-dolfijnen maakt veel
goed. Van der Dussen maakt gemiddeld één foto per dag en heeft onze
meest talentvolle fotograaf - Jaap -
dus al vroeg op de reis gevraagd een
dia-avondje bij hem thuis te verzorgen. Hij ziet dat Jaap foto's maakt van
de dolfijnen en begint op slag druk te
dirigeren ('daar komen ze, Jaap!'). Hij
vergeet zelfs, dat je op een schip niet
moet rennen.
Een schip
Donderdag 20 november passeren we
71 graden W en varen de detailkaart
van Tierra del Fuego op. Om acht uur
's morgens moeten we nog 110 mijl en
heeft Van der Dussen stuurvrouw Eef
vast op scherp gezet over vlagetiquette. Zo van: 'Ja, dan laat je de
vlag dus zakken, maar hijs je hem dan weer gelijk of wacht je tot de
ander heeft teruggegroet? Oh, heb je dat niet in je
opleiding gehad?'
Om elf uur ontdekken we een zeeboot op tegenkoers en maken we op het achterdek ruzie over de berg, die Feije en Eelco aan bakboord zeggen te zien. Ook de uitkijk hoog in de mast ziet aanvankelijk niets, tot we merken dat we niet moeten zoeken naar iets heel kleins op de horizon, maar naar een fors contour in de grijze verte. En vooruit duikt het iets uit de kust gelegen Islas Ildefonso op. 's Middags houden we ons onledig met radarpeilingen op Isla Henderson en laten we de 5000ste mijl achter ons. Het is zonnig bij een west 3 en een snelheid van een knoop of vijf. We zijn ondertuigd met bram, topzeil, gereefd schoenerzeil en fok omdat we anders te vroeg aankomen.
Tussen dag en nacht
Onze laatste hondenwacht, vrijdag 21
november. Hij is niet te fotograferen,
dus moet ik hem onthouden. En dat zal
ik. Om middernacht moeten we nog
33 mijl naar het zuidoosten en heeft
Van Andel zijn draaiboek voor de
kranslegging klaar ('het moet wel serieus worden hoor, vind ik.
Of vind je
van niet?'). Op de bovenrand van de
radar ligt Valse Kaap Hoorn en we varen tussen dag en nacht. In het
zuidoosten blijft het licht, terwijl om half
twee in het noorden de maan van achter een Vuurlandse berg opkomt. De
zonsopgang tekent prachtig in de wolkenlucht, aan bakboord toont de kust
van Isla Hermite steeds meer details
en vooruit zien we de contouren van
Kaap Hoorn al. Mijn God, nog nooit
zulke kleuren gezien.
Om acht uur ronden we na 33 dagen de
kaap bij een vier Beaufort en felle zonneschijn. De omgeving heeft
niets onheilspellends of naargeestigs.
Laatste loodjes
Na ons bezoek aan het eiland overnachten we achter het anker in de
Paso Mar del Sur. De wind is ongunstig
voor de laatste etappe naar het Beagle
kanaal. Ik slaap elf uur aan een stuk.
Zaterdagmiddag gaan we ankerop in
passend grijs weer en een noordooster
van zes Beaufort. Er passeert een laag,
maar daarna moet er west in de wind
richting komen. We maken een klapje
richting Isla Deceit en dan gaat het
over stuurboord de Atlantische Oceaan op; de laatste zestig mijl naar
het Beaglekanaal en Puerto Williams.