|
Oosterschelde naar Kaap Hoorn (2)
Een terras met een voorgevoel
d o o r S A N D E R K L O S
Weekblad Schuttevaer, 25 oktober 1997
Het vuurwerk knalt boven onze hoofden uiteen en drijft weg met de
wind. Het is Quatorze Juillet, de nationale Franse feestdag. Aan het
kleine Bretonse haventje van Le Croisic staat een circus en er lopen
drommen mensen langs de kade. We zitten op een klein terrasje, de
vuurpijlen vlak boven ons. Tien minuten, dan wordt het weer donker en
zoeken de vakantiegangers hun huisjes en campings op. Ik reken af en
steek de bon weg.
Weer terug op de redactie, hoor ik dat de driemastschoener
Oosterschelde in het najaar vanuit Auckland in Nieuw-Zeeland Kaap
Hoorn gaat ronden. Van mijn vrouw mag ik. Van de redactie ook. De
weken tot half oktober veranderen in een jacht naar informatie over
twee werelddelen, een halve wereld weg. Aan teksten over Kaap Hoorn
geen gebrek, maar Nieuw-Zeeland is een ander verhaal.
Tussen de bedrijven door houd ik de gezinsboekhouding bij. En zo
passeert ook de rekening van het vuurwerk-terras in Le Croisic. Ik
kijk nog eens en verstar. Het cafeetje aan de haven heette Cap
Horn...
El Nino
De regen glijdt half oktober langs de bovenlichten van de salon van
de Oosterschelde. Bij de mastvoet lekt het. De Nieuw-Zeelanders
klagen, want het regent al weken achtereen. Enige troost is, dat het
voorjaar voor de deur staat.
Bij aankomst ligt in het maritiem museum een stapel boeken klaar over
Nieuw-Zeeland en Kaap Hoorn. Na een stuk of vijf boeken slaat de
jetlag toe, de rest gaat mee naar boord, waar enkele bemanningsleden
er induiken. De foto's van de vroegere grote zeilschepen, hun dekken
constant onder water, wekken de meeste indruk. Wat staat ons te
wachten?
Het maakt discussies los over El Niño, de grote oceaanstroom op de
Peruviaanse kust, die dit jaar weer warmer dan normaal zal zijn. In
vroeger jaren betekende dat verwoesting van de visbestanden voor de
kust en beïnvloedde de stroom het weer tot in het Verre Oosten en
Australië. In Californië bereidt men zich al voor op overvloedige
regenval en zware winden. Ook de lange duur van de bosbranden in
Indonesië schijnt ermee te maken te hebben. Misschien regent het
daarom ook wel zo lang in Auckland.
We weten niet of het ook invloed heeft in ons veel zuidelijker
vaargebied. Zullen de overwegende westenwinden er staan, of moeten we
rekenen met vertragende wind uit oostelijke hoeken? Normaal gesproken
moeten we één tot anderhalve knoop stroom mee hebben, maar staat die
westenwinddrift er nu wel?
Nat, maar vrolijk
Op zondag maken we een trip met genodigden van onder meer P&O
Nedlloyd, als dank voor wat zij voor het bezoekende schip hebben
gedaan. Een deel van de bemanning maakt onderwijl een uitstapje naar
het vulkanische eiland Rangitoto en wordt later met de bijboot
opgepikt. Vrolijk stel, die Nieuw-Zeelanders. Hoog aan de wind bij
zes Beaufort stuift het nogal op het voordek. Ondanks hun natte
pakken blijven ze lachen. Hoe natter, hoe mooier. Ze vinden het echt
leuk.
We zijn straks met 23 mensen aan boord, achttien mannen en vijf
vrouwen, onder wie negen bemanningsleden. Onverwacht snel heeft
stuurman Pieter Brantjes het wachtschema op papier staan. Drie
wachten; vier uur op, acht uur af. Rood, wit en blauw. Puur toeval.
De gasten komen uit Frankrijk, Duitsland, Nieuw-Zeeland, België en
Nederland. Bevaren en minder bevaren. Joke, Wil en de Belg Claude
voeren eerder op de Oosterschelde, sommigen dragen shirts van andere
grote zeilschepen. De Duitser Heinrich heeft een logboek van een trip
naar Antarctica op een Duits schip in 1993. De windkrachten
varieerden van blakte tot tien Beaufort, de wind zat soms in de
oosthoek. We zullen zien.
Ex-Nederlanders
We liggen dichtbij het centrum van Auckland, met ongeveer een miljoen
inwoners de grootste stad van Nieuw-Zeeland. De in totaal 3,5 miljoen
inwoners wonen in meerderheid op het noorder eiland, het zuider
eiland fungeert met zijn spectaculaire natuur en Alpen als een
vakantiegebied in de achtertuin.
De stad is een mengeling van oude en nieuwe gebouwen. Ze telt talloze
clubs van Nederlandse emigranten, die vrijwel allemaal over de vloer
zijn geweest. De Nederlanders, die ik spreek, zeggen echter allemaal
vooral Nieuw-Zeelander te zijn en weinig contact met andere
Nederlanders te hebben.
De vroegere emigranten hebben het niet makkelijk gehad. Wie niet op
eigen houtje aankwam, kreeg een contract met bijvoorbeeld de
spoorwegen. Eerst een paar jaar werken aan het spoor, dan mochten ze
hun eigen gang gaan. Weglopers werden opgespoord. Volgens een
emigrant, die er zo'n dertien jaar zit, zijn de meeste oudere
emigranten redelijk af. Ze hebben het huis vrij en hun pensioen dus
zo'n beetje op het droge. Maar dat is de stoffelijke kant. Tussen de
oren is het wat anders. Veel ouderen hangen - nog of opnieuw sterker -
aan het thuisland en lezen bladen als de Dutch Weekly ('kroonprins
reddende engel in vlammenzee', veenlijk in Fries natuurgebied',
'walkman voor personeel Assens bedrijf', 'Nederland een van de meest
criminele landen ter wereld').
De Dutch Weekly bericht uitgebreid over het vijftigjarig bestaan van
het emigrantenkamp Bonegilla in Australie. 'Bonegilla was voor vele
emigranten een ruw ontwaken. Na zes weken op een redelijk luxueus
schip sta je op de kade van Melbourne. De schitterende plaatsjes en
verhalen van de emigratie-voorlichtingsdienst spelen nog door je
hoofd, wanneer je een roestige, stinkende trein instapt. Hij brengt
je naar Bonegilla. Een tijdelijk onderkomen in niemandsland. Bij het
kamp komen herinneringen aan een concentratiekamp boven. Mannen en
vrouwen apart. Enkele duizenden emigranten hebben niet veel meer van
Australie gezien dan Bonegilla. Enkele weken later zaten ze berooid
en gefrustreerd op de boot terug naar Nederland.'
Andere emigranten trokken later verder naar Nieuw-Zeeland. Het zijn
er nu zo'n 80.000. De zoet-zure herinneringen weerhoudt hen niet van
een typisch Hollands feest met optredens van de volksdansgroep De
Tukkers en het St. Gregoriuskoor, broodjes haring en kroket.
|
|