Raad voor de Scheepvaart

Aan de grond lopen van het vrachtschip ’Inger’

Op 23 april 2000 is het Nederlandse vrachtschip ’’Inger’’, varende in het Hollaender-dybet, nabij Kopenhagen, aan de grond gelopen.
Een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de Schepenwet, besliste op 6 december 2000 dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze scheepsramp en dat het onderzoek tevens zou lopen over de vraag of deze scheepsramp te wijten is aan de schuld van de kapitein van het Nederlandse vrachtschip ’’Inger’’, Johannes Franciscus Petrus de Vos, wonende te Herlufmagle, Denemarken.

Uitspraken Raad voor de Scheepvaart 2002, nr. 6 (99 Kb in pdf)

Beslissing

Leringen

1. Indien er voldoende ruim water is, dient een koerslijn niet onnodig dicht langs de ondiepe rand van het vaarwater te lopen.
2. Uitsluitend op zicht van de boeien varen kan gevaarlijk zijn. Zo mogelijk dient daarbij met andere middelen te worden gecontroleerd of het schip zich nog in veilig vaarwater bevindt.
3. Indien bekend is dat het schip slecht stuurt op ondieper water of indien in een gebied wordt gevaren waar de navigatie bijzondere aandacht vergt, dienen er twee stuurmachinepompen bij te staan en voldoende afstand van gevaren te worden gehouden.
4. Een kapitein die als roerganger fungeert is onvoldoende in staat om een goed overzicht te houden en nauwkeurig te navigeren en vooruit te zien.
5. Indien een schip schade heeft opgelopen, dient de Scheepvaartinspectie en, indien de schade aan romp of machineen elektrische installaties is, tevens het Klassebureau te worden ingelicht.

Aanbeveling