|
||||||||
|
Raad voor de ScheepvaartAanvaring "Vrouw Grietje" met ferry "European Tideway"
Een commissie uit de Raad voor de Scheepvaart, als bedoeld in artikel 29, derde lid, van de Schepenwet, besliste op 7 juni 2001 dat de Raad een onderzoek zou instellen naar de oorzaak van deze scheepsramp.
ConclusieEr werd in eerste instantie onnodig een gevaarlijk lijkende situatie veroorzaakt door de ’’Vrouw Grietje’’ GO 14, omdat dit vaartuig te ver doordraaide over stuurboord en niet afhield achter de ’’European Tideway’’ langs. Dit hoefde echter niet tot een aanvaring te leiden en kan dan ook niet als oorzaak van de aanvaring worden aangeduid.In de ontstane situatie moest de ’’European Tideway’’ nog steeds uitwijken voor het vissersvaartuig, maar men talmde in de uitvoering omdat er eerst werd gewacht op een ARPA oplossing. Hierin ligt de oorzaak van de aanvaring. Toen er tenslotte werd uitgeweken, was er een zodanige nabije situatie ontstaan dat er niet meer onder alle omstandigheden vrij kon worden gevaren van het vissersvaartuig, aan boord waarvan de wachtsman, toen hij de ’’European Tideway’’ geen koers zag veranderen, inmiddels een draai naar bakboord had ingezet. Op beide schepen was sprake van slecht zeemanschappelijk handelen en werd onvoldoende gebruik gemaakt van de beschikbare middelen om te beoordelen of er gevaar voor aanvaring bestond. De wachtsman aan boord van de ’’Vrouw Grietje’’ GO 14 heeft zowel bij zijn draai over stuurboord als bij de latere draai over bakboord niet goed uitgekeken en evenmin de beschikbare middelen niet gebruikt om een goede beoordeling van het gevaar van aanvaring te kunnen maken. Hij bracht het andere schip onnodig in verwarring door voor dit schip over te gaan sturen, een verwarring die tenslotte leidde tot de aanvaring. Hij heeft in de gegeven omstandigheden niet gehandeld zoals van een goede wachtsman mocht worden verwacht en heeft daarom medeschuld aan de aanvaring. De schipper had de jeugdige wachtsman beter moeten instrueren, dat deze hem eerder dan gebruikelijk moest waarschuwen en in welke situaties. Dit is in dit geval echter onvoldoende om de schipper schuld aan de aanvaring toe te rekenen. BeslissingDe Raad straft wachtsman/stuurman A. van Dam, geboren op 26 juni 1981 en wonende te Goedereede, wegens zijn medeschuld aan de aanvaring door het te zijnen aanzien uitspreken van een berisping. Bij de bepaling van de maatregel van tucht heeft de Raad rekening gehouden met de nog zeer jeugdige leeftijd van de wachtsman en het opvoedkundige karakter daarvan.Geen gronden acht de Raad aanwezig om schipper J. van Dam, geboren 22 januari 1950 en wonende te Goedereede, een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen. Leringen
Aanbevelingen
|