Aanpassing van de Wet vervoer binnenvaart aan
richtlijn nr. 96/75/EG (liberalisering van de binnenvaart)
Van minister Jorritsma (VW) aan de Tweede Kamer, 27.3.98
Inleiding
Tijdens het Algemeen Overleg Binnenvaart op 11 februari 1998 (25412, nr. 7)
heb ik toegezegd de meest recente informatie over de gerealiseerde
verschuiving en de ontwikkeling van de tonnages vervoerde goederen per
binnenvaart te verstrekken. Bijgaand treft u een analyse aan van de
ontwikkeling van het vervoerde volume per binnenvaart alsmede een
beschrijving van de ontwikkeling van omvang en samenstelling van de
Nederlandse actieve binnenvloot. Ook presenteer ik een samenvatting van de
resultaten van de "Tijdelijke Beleidsregeling Bijdragen
Vaarwegaansluitingen".
De analyse is gebaseerd op cijfers van het Centraal Bureau voor de
Statistiek en van het NEA-transportonderzoek en -opleiding. Het jaar
1997 is in deze beschouwing als schatting opgenomen omdat de definitieve
cijfers over dat jaar pas in mei 1998 door het CBS zullen worden
gepubliceerd. de binnenvaart in perspectief
Het vervoerde volume per binnenvaart is sinds 1950 sterk gegroeid. Voor
1970 was de groei het sterkst. Na 1970 groeide het internationale
vervoer wel maar het binnenlands vervoer stabiliseerde en nam tussen
1980 en 1985 en in de jaren 1992-1993 zelfs af. Toch is er ook in het
binnenlands vervoer geen sprake van een structurele achteruitgang. De
fluctuaties worden voornamelijk veroorzaakt door conjuncturele
schommelingen. De totale omvang van de binnenvaart is de laatste
decennia per saldo wel gegroeid dankzij de toename in het internationale
vervoer.
De internationale binnenvaart is sinds 1950 blijven groeien. Na 1970 was
de groei minder sterk dan daarvoor. Tot begin jaren negentig was de
tankvaart de grootste groeier, zowel absoluut als relatief.
Tussen 1963 en 1992 is het vervoersvolume in de belangrijkste
internationale markt, de Rijnvaart, bijna verdubbeld van 73 miljoen naar
135 miljoen ton. Het vervoer van aan de staalindustrie gerelateerde
goederen was met ongeveer een kwart van het totale stroomopwaartse
volume de belangrijkste vervoersstroom.
De doorvoer (goederen die niet geladen of gelost worden in Nederland) is van
groot belang voor de Nederlandse binnenvaartsector. Het volume ligt al jaren
op een constant niveau van ongeveer 30 miljoen ton.
de binnenvaart in de jaren negentig
De statistische gegevens lijken op het eerste gezicht aanzienlijke
fluctuaties weer te geven in de periode 1992-1996. Er zijn echter
verschillende factoren die de cijfers hebben beïnvloed.
Ten eerste de invoering van de Wet Vervoer Binnenvaart op 1 januari
1993. Op grond van deze wet zijn houders van een vergunning
beroepsvervoer alsmede houders van een bewijs inschrijving eigen vervoer
verplicht maandelijks aan het CBS een overzicht van de gemaakte
(internationale en binnenlandse) reizen te verstrekken. Ook werd er in
dat jaar door het in werking treden van de eerder genoemde wet een begin
gemaakt met het verzamelen van gegevens over de tankvaart, de
containervaart en de Waddenbootdiensten. Als gevolg van deze
veranderingen wijken de cijfers over 1993 en de volgende jaren af van de
cijfers van voorgaande jaren. Daarnaast ligt de registratie over 1993
volgens het CBS te laag. Dat houdt verband met het verlenen van nieuwe
vergunningen vanaf 1993.
Ten slotte hebben de schippersacties van 1993 geleid tot een eenmalige
volumedaling in dat jaar. De internationale binnenvaart heeft daar het
meest van te leiden gehad, het binnenlands vervoer in mindere mate. Een
verklaring daarvoor is dat de internationale vaart sterk afhankelijk is
van Rotterdam, waar de blokkades waren opgeworpen. Gecorrigeerd voor
deze factoren is de markt door de jaren heen redelijk constant gebleven.
De afgelopen paar jaar veranderde de samenstelling van het ladingpakket:
er worden meer hoogwaardige goederen vervoerd. Met name in de
goederengroep "overige goederen en fabrikaten" en het segment
containervervoer is sprake van een stijging van het volume.
Er is een aantal signalen dat het gaat om een structurele toename van
het vervoer over water in dit marktsegment: een forse toename van het
binnenlands containervervoer, uitbreiding van het aantal shuttlediensten
en uitbreiding van het binnenlands terminalnetwerk. Daarnaast oriënteren
verladers zich serieus op alternatieven voor wegvervoer, ook voor
niet-traditionele binnenvaartgoederen. Dat blijkt uit de interesse voor
het project "modal shift scans" dat in opdracht van mijn ministerie
wordt uitgevoerd. Verladers kunnen hun bedrijf in het kader van dat
project laten doorlichten op de mogelijkheden ladingstromen te "shiften"
van weg naar water of spoor. Ook door het succes van de "Tijdelijke
Beleidsregeling Bijdragen Vaarwegaansluitingen" groeit het aantal
bedrijfsaansluitingen op het vaarwegennet. Hierop ga ik later nog
uitgebreider in.
In tabel 1 is de volume-ontwikkeling in de periode 1991-1996 weergegeven. De
cijfers zijn gecorrigeerd voor een door het CBS doorgevoerde
registratieverandering in miljoenen tonnen.
Tabel 1: Kerncijfers vervoer per binnenvaart periode 1991-1996
Jaar 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997*[1]
Binnenlands gecorr.[2] 75,8 67,4 80,2 90,3 76.2 87.6 89*
Internationaal 199,1 194,7 172,6 199,2 197 201,1 202*
-------------------------------------------------------------------
Totaal 274,9 262,1 252,8 289,5 273.2 288.7 291*
bron: CBS, 1997
Vlootontwikkelingen
De binnenvloot is de laatste decennia sterk van samenstelling en omvang
veranderd. Tussen 1975 en 1997 is het aantal schepen dat deel uitmaakt
van de actieve vloot gehalveerd. Het aantal actieve schepen bedroeg op 1
januari 1997 ongeveer 5000. Het laadvermogen van de totale vloot is in
diezelfde periode ongeveer constant gebleven op circa 6 miljoen ton. De
vervoersprestatie[3] is aanzienlijk gegroeid en het aantal
vaartuigkilometers is afgenomen. Hieruit kunnen twee conclusies worden
betrokken: de gemiddelde scheepsgrootte is toegenomen (verdubbeld) en de
produktiviteit is hoger geworden.
In 1975 hadden schepen tot 650 ton een aandeel van 68% in de totale
vlootcapaciteit, in 1995 was dat aandeel teruggelopen tot 37%. Het
absolute aantal schepen tot 650 ton halveerde tussen 1983 en 1996 van
3200 tot 1600 eenheden.
Er zal naar mijn mening echter geen sprake zijn van het verdwijnen van
het kleine schip. Hoewel de vraag naar kleine schepen voor het vervoer
van agri-bulk afneemt als gevolg van een dalende behoefte aan die
goederen, zijn er op basis van de beschikbare statistische gegevens[4]
geen aanwijzingen dat de benutting van kleine vaarwegen (CEMT-klasse I,
II en III) terugloopt. Uit een analyse van de projecten, die in het
kader van de subsidieregeling voor verladers worden uitgevoerd, blijkt
er een behoorlijk aantal projecten aan kleiner vaarwater te worden
uitgevoerd. Ik kom hier nog op terug.
Ik sluit mij aan bij de visie van het NEA in "Koers op kansen" met
betrekking tot de kleine schepen: de vloot zal niet verder reduceren dan tot
het niveau waarop nog een aanvaardbaar economisch en sociaal bestaan
mogelijk is, behoudens technische verouderingen. Dit houdt de spitsen nog
wel tientallen jaren in de vaart.
de Tijdelijke Beleidsregeling Bijdragen Vaarwegaansluitingen (TBBV)
algemeen
Uit signalen vanuit de binnenvaartsector en het verladend bedrijfsleven
bleek dat de investeringen in zogenaamde vaarwegaansluitingen voor
verladers een bottleneck vormden bij overweging om van wegvervoer over
te stappen naar transport over water. Uit een inventarisatie bleek dat
een vermindering van de initiële investeringskosten zou leiden tot een
toename van het aantal bedrijfsaansluitingen op het vaarwegennet.
Omdat modal shift-bevordering één van de instrumenten is om mijn
beleidsdoelstellingen te realiseren, is door mijn ministerie in 1996 de
"Tijdelijke beleidsregeling bijdragen vaarwegaansluitingen"
geïntroduceerd. Op grond van deze regeling kan door verladers subsidie
worden aangevraagd voor de investeringskosten van de voorzieningen die
nodig zijn voor de overslag van en naar de binnenvaart zoals een kade,
meerpalen, verharding en overslagmaterieel. De overheidsbijdrage is
maximaal 50% van de investeringskosten.
Aan de subsidie worden twee belangrijke voorwaarden verbonden: het moet
gaan om vervoer dat voorheen over de weg ging of om geheel nieuw vervoer
en de aanvrager moet een garantie afgeven dat hij de goederen tenminste
vijf jaar over water vervoert.
aantal projecten
De resultaten van de regeling zijn verheugend. In 1996 en 1997 zijn
totaal 48 subsidie-aanvragen ingediend. Voor 31 projecten is subsidie
verleend en nog zes andere projecten zullen dit jaar subsidie ontvangen.
Inmiddels zijn er dit jaar reeds tien nieuwe verzoeken ingediend.
goederensoorten
Het gaat bij deze projecten veelal om vervoer van laagwaardige goederen
zoals bouwmaterialen, afval, kunstmest, suikerbieten, chemie en cacao.
Maar er zijn ook nieuwe segmenten aangeboord, bijvoorbeeld containers
met onder andere computers en computeronderdelen, babyvoeding en andere
hoogwaardige goederen.
kleine vaarwegen en kleine schepen
Veel goederenstromen die door deze projecten per binnenvaart worden
afgewikkeld, hebben een herkomst en/of bestemming aan klein vaarwater .
Enkele voorbeelden zijn de Linge, de Zaan, het AG Wildervanckkanaal, het
Wilhelminakanaal en de Schie. Het totale volume dat met TBBV-projecten
aan kleine vaarwegen samenhangt bedraagt circa 1,4 miljoen ton. Deze
vervoersstromen worden met kleinere schepen afgewikkeld (tot 1000 ton).
Dat is een toename van 4,5% van het totale volume binnenlands vervoer
met een herkomst of bestemming aan klein vaarwater.
bijdrage aan de beleidsdoelstellingen
Alle tot op heden gehonoreerde projecten tezamen leiden tot 4 miljoen
ton nieuw vervoer over water en dus modal shift. Afgezet tegen het
totale vervoer per binnenvaart (1996= 288,6 mln ton) betekent dit een
stijging van 1,4%. Als percentage van het binnenlands vervoer (bij circa
driekwart van de projecten gaat het hierom) gaat het om een toename van
4,6%. De totale reductie van het aantal vrachtwagenkilometers als gevolg
van de "shift" bedraagt 25 miljoen.
Deze projecten tezamen kosten 23 miljoen gulden aan subsidiegeld. Het
bedrijfsleven heeft zelf totaal circa veertig miljoen gulden
geïnvesteerd. De regeling is dus zeker succesvol te noemen, zeker gezien
de aanzienlijke bijdrage aan de doelstellingen gerelateerd aan de
relatief lage investeringskosten.
De regeling levert een aanzienlijke bijdrage aan de modal
shift-doelstelling die ik in de nota "Transport in Balans" voor
binnenvaart heb geformuleerd. In twee jaar tijd is reeds vier miljoen
ton van de totaal-doelstelling (twintig miljoen shift in 2010)
gerealiseerd. Dat biedt ronduit goede perspectieven. Later dit jaar zal
ik u nog uitgebreider over de resultaten van deze regeling informeren.
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
A. Jorritsma-Lebbink
* schatting op basis van de gegevens van het Duitse Bundesambt omtrent
de vervoer de volumes in de grensoverschrijdende Rijnvaart (NL-D) in de
periode jan-okt '97 ten opzichte van de periode jan-okt '96. Er is een
volumestijging waarneembaar van ruim 6,8 miljoen ton.
[1] binnenlands vervoer exclusief Waddenbootdiensten
[2] hoeveelheid lading maal afstand (lading-tonkilometerprestatie)
[3] Het CBS registreert slechts de scheepsbewegingen van de schepen
met de kwalificatie 'leeg' of 'vol'.
[4] CEMT-klasse I, II en II
Naar VAART! Berichten of VAART! Actueel