Maandelijks ABRI-column in VAART! - januari 1997

Bedrijfsbeëindigingsuitkering
niet voor iedereen

Vele schippers maken gebruik van de huidige bedrijfsbeëindigings-
regeling. Velen zullen er ook nog gebruik van maken, zo is mijn
verwachting. Immers de huidige Bedrijfsbeëindigingsregeling
Binnenvaart (BBB) duurt nog tot 1 november 1998. Daarnaast bestond
en bestaat de Inkomensvoorziening voor oudere en/of gedeeltelijk
arbeidsongeschikte Zelfstandigen (IOAZ). Twee regelingen die
het de schipper mogelijk maken om financieel verantwoord
aan de wal te kunnen.

Over beide bovengenoemde regelingen is al veel gepubliceerd.
Het gaat om de schippers van 55 jaar en ouder die hun bedrijf
willen verkopen (of schip laten slopen) en tot het 65-ste levens-
jaar een uitkering willen ontvangen. De BBB-regeling is eigenlijk
een veredelde IOAZ-aanvraag. Er gelden hogere inkomens- en
vermogensvoorwaarden. De overige (geringe) voorwaarden zijn
vergelijkbaar. Ná de staking-zomer van 1993 heeft professor
Albeda voor de regering een flankerend beleid voorgesteld dat
later ook van kracht is geworden. Eén van deze maatregelen is
om, in verband met de aanstaande liberalisering de met name
oudere schippers met voornamelijk kleinere schepen financieel
netjes aan de wal te helpen.

De inkomensgrens voor de IOAZ bedraagt f 38.400,--. In de drie
jaren voorafgaande aan de aanvraag mag de winst dus gemiddeld
niet hoger zijn dan f 38.400,--. Voor de BBB-regeling is deze
grens met 50 % verhoogd tot f 57.600,--. De vermogensvrijstellin-
gen luiden f 204.000,-- (IOAZ) en f 306.000,-- (BBB).

In de praktijk doen zich echter problemen voor. Ik heb het
dan over de categorie schippers die méér dan bovengenoemde
inkomensgrenzen hebben verdiend. Soms maar een klein beetje
meer. Deze worden categorisch afgewezen onder het mom van:
"Inkomensgrens is inkomensgrens". Dit komt voor betrokkenen
echter hard aan. Het gaat dan meestal om de categorie die
graag wil stoppen (vanwege o.a. leeftijd).

Betreffende schippers zijn meestal ook fysiek niet meer in
staat om de gerealiseerde winsten van de afgelopen jaren te
realiseren. Met andere woorden: het verwachte inkomen valt wèl
onder de eerder in dit artikel genoemde inkomensgrenzen. Het
is vrij schrijnend als je stopt en bijvoorbeeld 55 bent en 10
jaar van je eigen geld kunt gaan leven terwijl "de buurman"
die ook zijn schip net heeft verkocht, 10 jaar lang een
uitkering ontvangt en dus niet behoeft in te teren. Kennelijk
is er destijds bij het vaststellen van deze regelingen gedacht
dat de (iets) hogere inkomens zoveel kunnen reserveren dat
later interen geen probleem behoeft te zijn. Het zou de moeite
waard zijn om de beschreven probleem-categorie eens in kaart
te brengen en te bezien of alternatief flankerend beleid (bij
wijze van uitzondering) tijdelijk bespreekbaar is.

Ik roep alle bonden op om dit probleem te onderkennen en
vervolgens actie te ondernemen. Anders blijft de wellicht
kleine groep bedoelde schippers in de kou staan. Een vorm van 
discriminatie die volgens mij niemand op het oog heeft.

Rotterdam, 3 februari 1997

Wim Onderdelinden
Stichting A.B.R.I.
010 - 425 90 33


Reactie ONS

Reactie op het artikel van Wim Onderdelinden "Bedrijfsbeeindiging niet
voor iedereen" 

De heer Onderdelinden constateert waarschijnlijk terecht dat er
ondernemers zijn die gegeven de gestelde grenzen aan de
Bedrijfsbeeindigingsregeling Binnenvaart (BBB) buiten de boot vallen.
Zij hebben dan voorafgaande aan het tijdstip van aanvraag gerekend over
drie jaar een gemiddelde winst uit onderneming behaald dat hoger lag dan
57.600 gulden per jaar. 

Voor de betrokken schippers is dat pijnlijk en de heer Onderdelinden
roept de bonden op te trachten een oplossing te bewerkstelligen voor
deze pijngevallen. 

Uiteraard zouden wij dat wel willen, maar het zou van weinig
realiteitszin getuigen om betrokkenen enige hoop te geven. Wij denken
dat wij met een oprekking met 50 % in vergelijking tot de IOAZ het
maximale hebben bereikt. De regeling ligt nu vast tot 1 november 1998 en
tussentijdse wijzigingen zijn uitgesloten. 

Wat wij zeker moeten doen is gaan praten over verlenging van de regeling
want de noodzaak tot flankerend beleid zal niet per 1.11.1998 komen te
vervallen, integendeel zou ik haast willen zeggen. 

Of enige oprekking van de grenzen daarbij mogelijk is, zou ik niet
durven voorspellen. Vast staat wel dat een grens gesteld moet worden,
want het is en blijft een vangnetregeling. En iedereen weet dat elke
grens grensproblemen geeft. 

Rotterdam, 11 februari 1997

Gerard Kester
Onafhankelijke Nederlandse Schippersvakbond
010 4149408
ons@euronet.nl


Terug naar: VAART! in Bedrijf